Book Description
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) had haar werkterrein in Azië. De twaalf artikelen in deze bundel analyseren de relaties tussen de Compagnie en de machthebbers op die Aziatische werkvloer. Zij bestrijken het gehele Aziatische octrooigebied van de VOC van Perzië tot Japan. De auteurs, allen internationale autoriteiten, gaan in op de Compagniesrelaties met Aziatische hoven en andere machtscentra tussen 1620 en 1720. In die periode voegde de VOC zich via diplomatie, handel of geweld in de locale machtsstructuren. Dit perspectief resulteert in een verrassende bundel. De bijdragen variëren van belangrijke revisies van opvattingen over Aziatische vorsten/elites en over de destructieve invloed van de VOC tot een diplomatiek misverstand tussen Batavia en het eerste Chinese gezantschap, van intelligence over de hofstructuur van Cochin tot close reading van een correspondentie tussen vorst van Ceylon en de VOC. De inleiding tekent gemeenschappelijke patronen: vorsten en VOC waren vaak tot elkaar veroordeeld zonder dat de ene of andere partij evident de overhand had; daarbij onderhield een geschenkencultuur van exotica (paarden en olifanten) veelal de vriendschap. Deze bundel is aangeboden aan dr. Jurrien van Goor bij zijn universitaire afscheid als koloniaal historicus. Zij bevat dan ook een bio- en historiografische schets en de bibliografie van deze VOC-kenner.